Door: Redouan Ameziane, belastingadviseur bij Scab
Een bedrijf dat facilitaire diensten verleent aan een stichting, dacht op basis van een eerdere beschikking van de Belastingdienst dat het onderdeel was van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met diezelfde stichting. De Belastingdienst dacht hier anders over en legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Volgens de inspecteur was er namelijk geen sprake van de vereiste financiële verwevenheid.
Wat was het standpunt van het bouwbedrijf?
Het bouwbedrijf stelde dat de stichting wél de financiële controle had, omdat zij 51% van de aandelen bezat. Daarnaast beriep het bedrijf zich op een beschikking, waarin de Belastingdienst had aangegeven dat het bedrijf onderdeel was van de fiscale eenheid met de stichting. Volgens het bouwbedrijf was de naheffingsaanslag dan ook in strijd met het vertrouwensbeginsel. Het bedrijf mocht erop vertrouwen dat het tot de fiscale eenheid behoorde.
Wat vond de inspecteur?
De inspecteur was het hier niet mee eens. Hij stelde dat er geen sprake was van financiële verwevenheid, ondanks het meerderheidsbelang van de stichting. Volgens hem verhinderden afspraken in een samenwerkingsovereenkomst met een derde partij dat de stichting daadwerkelijk de volledige zeggenschap over het bouwbedrijf had. Daarnaast voerde de inspecteur aan dat het bedrijf bij de aanvraag voor de fiscale eenheid niet alle relevante informatie had verstrekt. Hierdoor was er volgens de inspecteur geen sprake van een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel.
Wat oordeelde de rechtbank?
De rechtbank gaf de inspecteur gelijk. Hoewel de stichting 51% van de aandelen in het bouwbedrijf bezat, bleek uit de samenwerkingsovereenkomst dat de stichting niet de volledige zeggenschap had. Beslissingen over het beleid konden niet eenzijdig door de stichting worden genomen en waren onderhevig aan een arbitrageprocedure bij conflicten met de andere aandeelhouder. Daardoor was er geen sprake van de vereiste financiële verwevenheid voor de fiscale eenheid omzetbelasting.
Daarnaast stelde de rechtbank dat het bedrijf geen beroep kon doen op het vertrouwensbeginsel. Het had namelijk niet uit eigen beweging alle relevante informatie verstrekt bij de aanvraag voor de fiscale eenheid. Hierdoor was de beschikking gebaseerd op onvolledige informatie. De rechtbank verklaarde het beroep van het bedrijf dan ook ongegrond en de naheffingsaanslag omzetbelasting bleef in stand.
Met deze uitspraak benadrukt de rechtbank het belang van volledige en correcte informatieverstrekking bij aanvragen voor fiscale eenheden. Voor bouwbedrijven en andere ondernemingen is het belangrijk om samenwerkingsafspraken goed te beoordelen en te zorgen dat alle relevante informatie bij de Belastingdienst wordt aangeleverd.
Meer weten? Scab helpt!
Heb je vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met Redouan Ameziane, belastingadviseur bij Scab. Bel 013-583 6734 of stuur een mailtje naar rameziane@scabadvies.nl. We helpen je graag verder.