Door Marcel Muijtjens, manager fiscaal bij Scab

Op 31 juli 2020 stelde de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam de WOZ-waarden voor 2019 vast van meerdere onroerende zaken. De waarden varieerden van € 197.000 tot € 1.814.000. De eigenaar van deze panden maakte bezwaar tegen de waardebepalingen, maar de gemeente verwierp deze bezwaren. Hierop stapte de eigenaar naar de rechtbank. De rechtbank verklaarde de meeste beroepen ongegrond. Voor enkele objecten werd een compromis bereikt en werden de waarden aangepast. De eigenaar ging hierna in hoger beroep.


Geschilpunt in hoger beroep

Het belangrijkste punt van discussie in hoger beroep was of de heffingsambtenaar verplicht is om voor alle objecten binnen één gebouw dezelfde kapitalisatiefactor toe te passen. De eigenaar stelde dat dit wel moest. Als er verschillende kapitalisatiefactoren werden gebruikt, moest volgens de eigenaar de laagste factor voor alle objecten binnen het gebouw worden toegepast.

Uitspraak van het hof
Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om dezelfde kapitalisatiefactor voor alle objecten binnen één gebouw te gebruiken. Volgens de vrije bewijsleer kan de heffingsambtenaar, afhankelijk van de feitelijke situatie, verschillende factoren meewegen, zoals de aard en functie van de objecten. In dit geval toonde de heffingsambtenaar voldoende aan dat de vastgestelde WOZ-waarden niet te hoog waren. Dit werd ondersteund door vergelijkingen met verkoop- en huurtransacties van vergelijkbare objecten. Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast was geslaagd.


Verzoek om vergoeding van immateriële schade
De eigenaar vroeg ook om een vergoeding van immateriële schade vanwege de lange duur van de procedure. Dit verzoek wees het hof af omdat de behandeling van het hoger beroep binnen de redelijke termijn van twee jaar viel.


Conclusie
Deze uitspraak is belangrijk voor de vaststelling van WOZ-waarden. Het bevestigt dat de heffingsambtenaar niet gebonden is aan één uniforme kapitalisatiefactor voor verschillende objecten binnen één gebouw, zolang hij maar aannemelijk kan maken dat de gehanteerde waarden niet te hoog zijn. Dit biedt gemeenten de flexibiliteit om rekening te houden met de specifieke kenmerken van ieder object bij de waardebepaling. De uitspraak benadrukt ook dat je goed onderbouwde argumenten moeten aanvoeren bij het aanvechten van WOZ-beschikkingen. Algemene bezwaren zonder concrete onderbouwing zijn meestal niet voldoende om de vastgestelde waarden succesvol aan te vechten.


Meer weten? Scab helpt!

Heb je vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met Marcel Muijtjens, manager fiscaal bij Scab. Bel 013-583 6737 of stuur een mailtje naar mmuijtjens@scabadvies.nl. We helpen je graag verder.

Bron: | ECLINLGHAMS20241772 – Instantie Gerechtshof Amsterdam – Informanagement | 07-08-2024