Door Redouan Ameziane, belastingadviseur bij Scab
Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) verkoopt zijn woning aan zijn eigen B.V. Een jaar later verkoopt de BV dezelfde woning voor een aanzienlijk lager bedrag aan de ex-echtgenote van de DGA. De inspecteur van de Belastingdienst stelt dat de woning voor een te hoge prijs aan de BV is verkocht en legt een navorderingsaanslag op. De kern van het geschil draait om de vraag of er sprake is van een bevoordeling van de DGA door de BV. Dit artikel bespreekt de fiscale aspecten van deze casus.
Uitdeling van Winst
Een BV doet een uitdeling van winst aan haar aandeelhouder wanneer er een vermogensverschuiving plaatsvindt van de BV naar de aandeelhouder, waarbij geld of goederen aan het vermogen van de BV worden onttrokken. Voor een uitdeling van winst moet de onttrekking gedekt zijn door in de BV aanwezige winst, en zowel de aandeelhouder als de BV moet zich bewust zijn van de vermogensverschuiving. De bewijslast voor een uitdeling van winst rust op de inspecteur.
Verkooptransacties
Op 2 november 2015 is mondeling overeengekomen dat de BV de woning van de DGA koopt. De schriftelijke vastlegging van de verkoop volgt op 16 februari 2016, met een koopsom van € 513.000. In de verkoopovereenkomst wordt vermeld dat de woning in een gebrekkige staat verkeert en dat de verkoper niet op de hoogte is van de aanwezigheid van asbest.
In 2016 onderzoekt de BV de mogelijkheden tot verkoop van de woning. De ex-echtgenote toont interesse en laat een bouwtechnische keuring uitvoeren. Het keuringsrapport van 25 oktober 2016 meldt dat de woning asbest bevat en dat de verkoper hiervan op de hoogte was. Op 2 augustus 2016 wordt een voorlopige verkoopovereenkomst gesloten tussen de BV en de ex-echtgenote voor € 325.000, gebaseerd op een taxatiewaarde van € 372.000, waarbij rekening is gehouden met asbestverwijderingskosten en achterstallig onderhoud.
In 2019 laat de inspecteur de taxatiewaarde opnieuw beoordelen door een taxateur van de Belastingdienst, die de waarde van de woning op € 375.000 taxeert. De inspecteur concludeert dat de verkoopprijs aan de BV te hoog was en legt een navorderingsaanslag op voor het verschil tussen € 513.000 en € 375.000.
Bezwaar DGA
De DGA stelt dat hij zakelijk heeft gehandeld en wijst op de WOZ-waarde van € 485.000 per 1 januari 2015. Hij beweert niets te hebben geweten van de aanwezigheid van asbest. De DGA voert aan dat de verkoopprijs aan de BV redelijk was, gegeven de informatie die op dat moment beschikbaar was.
Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de woning in minder dan een jaar tijd zoveel in waarde is gedaald. De inspecteur heeft voldoende bewezen dat de waarde van de woning ten tijde van de verkoop aanzienlijk lager was dan de verkoopprijs en dat de DGA en de BV hiervan op de hoogte waren.
Echter, de rechtbank oordeelt ook dat de DGA aannemelijk heeft gemaakt dat er geen bevoordelingsbedoeling was bij de verkoop aan de BV. De WOZ-waarde was lager dan de verkoopprijs, maar het verschil was niet groot. Bovendien worden WOZ-waarden vaak laag vastgesteld. Ook was de latere taxatiewaarde ten tijde van de verkoop nog niet bekend bij de DGA.
Conclusie
Deze casus onderstreept het belang van een zorgvuldige waardebepaling en documentatie bij transacties tussen een DGA en zijn BV. Het is cruciaal dat beide partijen zich bewust zijn van de reële marktwaarde van het goed en dat er geen sprake is van bevoordeling. De uitspraak van de rechtbank benadrukt dat een correcte en transparante waardering van onroerend goed essentieel is om geschillen met de Belastingdienst te voorkomen.
Meer weten? Scab helpt!
Heb je vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met Redouan Ameziane, belastingadviseur bij Scab. Bel 013-583 6734 of stuur een mailtje naar rameziane@scabadvies.nl. We helpen je graag verder.