Door: Redouan Ameziane, belastingadviseur bij Scab
Bouwbedrijven zoeken vaak manieren om goede medewerkers te binden, bijvoorbeeld door hen te laten deelnemen in het bedrijf. Zo’n werknemersparticipatie kan echter onverwachte fiscale gevolgen hebben. Een belangrijke valkuil is het lucratief belang, een fiscale regeling die oorspronkelijk is bedacht voor private equity beloningen, maar die ook in de bouwsector kan gelden bij werknemersparticipaties. Hieronder lees je wat dit inhoudt en waar je op moet letten.
Wat is een lucratief belang?
Een lucratief belang betekent kort gezegd dat de fiscus voordelen uit bepaalde aandeelhoudersbelangen aanmerkt als extra beloning uit werk. Het gaat meestal om constructies waarbij een werknemer of manager voor een relatief lage investering een hoge potentiële opbrengst kan behalen met zijn aandelen. Die hefboomwerking duidt erop dat de deelneming deels een beloning voor arbeid is in plaats van een normale investering. De Belastingdienst wil voorkomen dat wat eigenlijk salaris is, verkapt als goedkoop verkregen aandelenwinst tegen een lager tarief wordt genoten.

Wanneer is er sprake van een lucratief belang?
Niet elke werknemersparticipatie valt hieronder. Er zijn specifieke voorwaarden. In de praktijk is er vooral sprake van een lucratief belang als de aandelenparticipatie een beloningscomponent heeft én een duidelijk hefboomeffect. Dit is meestal het geval bij verlettering van aandelen (verschillende soorten aandelen).
Belangrijke indicaties zijn:
- Beloning voor arbeid: de constructie is bedoeld om de werknemer voor zijn werkzaamheden te belonen (dus niet alleen een gewone investering van een buitenstaander). Als een onafhankelijke derde onder dezelfde voorwaarden wél had willen instappen, is er meestal géén lucratief belang.
- Hefboomwerking: de werknemer kan met een geringe eigen inleg een disproportioneel rendement behalen. Vaak gebeurt dit door achtergestelde aandelen die slechts een klein deel (<10%) van het kapitaal vertegenwoordigen, terwijl ze volledig meedelen in de overwinst. Met andere woorden: de huidige intrinsieke waarde van de onderneming wordt veiliggesteld in preferente aandelen, en de werknemer koopt (al dan niet op krediet) goedkope gewone aandelen die vooral de toekomstige groei (goodwill) representeren. Als het bedrijf hard groeit, krijgt de werknemer een groot voordeel voor een kleine prijs – duidelijk een hefboomconstructie.
Praktijkvoorbeeld
Stel je hebt een bouwbedrijf met een intrinsieke waarde van € 5.000.000. Je besluit de aandelen te verletteren: de bestaande waarde leg je vast in preferente aandelen die je zelf houdt. Daarnaast geef je nieuwe gewone aandelen uit, die enkel de goodwill vertegenwoordigen – bijvoorbeeld € 2.000.000. Twee medewerkers krijgen ieder de kans om 30% van deze gewone aandelen te verwerven. De koopprijs van € 600.000 (€ 2.000.000 x 30%) per persoon wordt niet direct voldaan, maar blijft schuldig of wordt door het bedrijf gefinancierd. In wezen verkrijgen zij daarmee een aanzienlijk belang in de toekomstige groei van de onderneming, zonder dat zij zelf substantieel kapitaal hoeven in te brengen. Wordt het bedrijf later verkocht voor € 10.000.000, dan kan hun belang zomaar € 1.500.000 waard zijn ((€ 10.000.000 – € 5.000.000) x 30%). Omdat dit voordeel grotendeels voortkomt uit hun arbeid en inzet, kwalificeert de fiscus dit mogelijk als een lucratief belang.
Hoe wordt een lucratief belang belast?
Normaal gesproken worden rendementen op aandelen anders belast afhankelijk van het belang van de aandeelhouder. Heeft een werknemer minder dan 5% van de aandelen (geen aanmerkelijk belang), dan vallen opbrengsten in box 3 (momenteel 36% over een fictief rendement van 5,88%). Bij een belang van 5% of meer is sprake van een aanmerkelijk belang en vallen dividenden en vermogenswinsten in box 2 (momenteel 24,5%–31%).
Maar als de participatie als lucratief belang wordt aangemerkt, gelden deze gunstige regimes niet: alle voordelen uit het lucratieve belang worden belast in box 1 (inkomen uit werk). Dit betekent dat dividend of verkoopwinst bij de werknemer wordt belast tegen het progressieve tarief (maximaal 49,5%) in plaats van het veel lagere box 2-tarief.
Het verschil is enorm. Om die reden is er in de wet een escape ingebouwd. Je kunt belasting in box 1 voorkomen door te kiezen voor de aanmerkelijkbelangvariant. Dit houdt in dat de werknemer zijn aandelen houdt via een persoonlijke holding (een BV waarin hij zelf >5% aandelen heeft). Als deze holding vervolgens minstens 95% van de voordelen uit het lucratieve belang in hetzelfde jaar direct uitkeert aan de werknemer privé, dan mag dat inkomen in box 2 worden belast. Effectief bereikt men zo toch het lagere aanmerkelijkbelangtarief. Let op: de politiek heeft onlangs gepleit om deze keuzemogelijkheid te schrappen, zodat in de toekomst alle lucratieve belangen in box 1 belast zouden worden. Het is nog onzeker of dit ook gaat gebeuren.
Aandachtspunten voor bouwbedrijven bij participatie
Als je als bouwondernemer werknemers laat participeren, zorg dan dat je deze fiscale aandachtspunten in beeld hebt:
- Voorkom dubbele heffing: een lucratief belang kan tot onbedoelde dubbele belasting leiden. Bijvoorbeeld wanneer je de holding-constructie gebruikt maar de winst niet (volledig) dooruitkeert, kijkt de wetgever “door” de holding heen. Je riskeert dan belasting in box 1 bij de medewerker én later nog eens in box 2 bij uitkering. Gebruik de 95%-doorstootregeling dus correct, anders betaal je dubbel belasting.
- Waardering en timing: stel een zakelijke prijs vast voor de aandelen en leg die goed vast. De prijs moet vergelijkbaar zijn met wat een onafhankelijke investeerder zou betalen, anders ziet de fiscus het als verkapt loon. In de praktijk geeft dit discussies: hoe waardeer je de goodwill die in de gewone aandelen zit? Een te lage waardering of kwijtschelding van de koopsom kan leiden tot directe loonheffing. Bedenk dat de Belastingdienst een participatie vaak pas bij een latere aandelenverkoop definitief beoordeelt – soms jaren later. Een onverwachte naheffing (met rente) kan dan een zure verrassing zijn.
- Structuur van preferente vs. gewone aandelen: het gebruik van verschillende aandelensoorten is populair om participaties betaalbaar te maken, maar fiscaal vrijwel synoniem met een lucratief belang. Zodra werknemers achtergestelde aandelen krijgen die in hoge mate delen in toekomstige winst (en meestal <10% van het kapitaal uitmaken), is de fiscus extra alert. Dat wil niet zeggen dat je geen preferente en gewone aandelen mag hanteren – maar besef dat precies deze structuur de hefboom creëert. Je kunt hierop anticiperen door de participatie anders in te richten (bijv. werknemers laten instappen tegen volledige marktwaarde, of hen een iets groter aandelenbelang geven zonder preferente tranche, zodat er minder sprake is van disproportionaliteit).
Advies voor bouwbedrijven
Werknemersparticipatie is een krachtig middel om betrokkenheid en continuïteit binnen je bouwbedrijf te versterken. Tegelijk brengt het fiscale aandachtspunten met zich mee die je vooraf goed moet afwegen. Laat je daarom tijdig begeleiden door een fiscalist met ervaring in participatiestructuren. Denk hierbij aan een evenwichtige verhouding tussen preferente en gewone aandelen, een verdedigbare waardering en – waar nodig – een persoonlijke holdingstructuur voor de deelnemer. Met een doordachte aanpak voorkom je onaangename verrassingen, zoals dubbele belasting of een onverwachte box 1-heffing achteraf. Door het traject zorgvuldig in te richten, blijft werknemersparticipatie fiscaal beheersbaar én toekomstbestendig.
Meer weten? Scab helpt!
Heb je vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met Redouan Ameziane, belastingadviseur bij Scab. Bel 013-583 6734 of stuur een mailtje naar rameziane@scabadvies.nl. We helpen je graag verder.